Een lezing over het 50+ brein. De neuropsycholoog legt uit over het fenomeen ouder worden. Ze heeft ook adviezen en een beetje troost want wijsheid komt met de jaren en je bent zo oud als je je voelt. Ik heb duidelijk een ouder wordend brein. Maar dat zit aan de binnenkant, daar kun je nog een beetje mee sjoemelen. De 50+ buitenkant, dat is een heel ander verhaal.
De buitenkant weerspiegelt steeds nadrukkelijker mijn vergankelijkheid. Ik voel de urgentie, het verstrijken van de jaren en weet nog steeds niet wat echt belangrijk is in het leven, ik vind het leven op zijn tijd best wel ingewikkeld. Het stemt melancholisch, een zacht en stil gevoel van vervlogen tijden en mogelijkheden.
De psycholoog inventariseert wat we allemaal ervaren tijdens het ouder worden. Ik zie dat ik een trui aan heb met vlekjes erop. Verdorie, niet gezien in de spiegel.
Vroeger bracht ik uren door voor de spiegel. Ik kon mezelf bestuderen van top tot teen en hoewel ik over veel onzeker was, kon ik mezelf wel echt zien. Ik rekende op mijn verschijning en kon me niet voorstellen dat ook mijn lijf ouder zou worden. Het zal mijn karakterstructuur zijn, maar ergens had ik de illusie de vergankelijkheid te kunnen afweren.
Het is me een hele tijd gelukt om mijn verval weg te denken uit mijn spiegelbeeld. Ik dacht al die tijd dat een jonge en frisse meid terugkeek, helemaal in overeenstemming met de binnenwereld.
Het kwam met een schok. Ineens was ik niet meer jong en fris in de spiegel. Ik zag vermoeidheid, wallen, vlekjes, rimpels, fluthaar. De jonge meid was in geen velden of wegen te bekennen. Misschien is dat nog wel het rottigst, dat je je van binnen anders voelt dan dat je van buiten wordt beleefd. Door anderen en nu ook door mijzelf.
Op een feestje zegt iemand: ‘jij moet vroeger heel mooi geweest zijn’.
Ik denk dat vanaf dat moment het wegkijken begon. Mezelf niet meer als totaalbeeld beschouwen maar in stukjes bekijken in de spiegel. De focus op één ding; mijn haar of mijn lippen, even snel opmaken en weer door. Ik haastte me langs de spiegel. Probeerde angstvallig mijn jonge en frisse zelf te herkennen. Door de snelheid waarmee ik langs spiegels vloog, lukte dat een tijdje. En het achteruitgaan van mijn gezichtsvermogen, dat hielp natuurlijk ook.
Langzaam verroesten en dan uit de tijd verdwijnen, het is een gegeven. Ik ben ontzettend blij dat ik er nog ben. Ik weet uit ervaring dat het zomaar voorbij kan zijn. Ik had al veel eerder geen spiegelbeeld meer kunnen hebben. Het leven is niet vanzelfsprekend.
En ik realiseer me: elke rimpel, elke plooi, elk roestvlekje is een bewijs dat ik leef.
In plaats van het verval en het einde te zien in mijn buitenkant, ga ik de komende tijd met nieuwe interesse kijken naar mijn bewijs van leven. Misschien niet meer jong en fris maar nog steeds een springlevend spiegelbeeld.
Eef