‘Aan de achterkant wonen óók mensen’, dat is wat mama altijd zei als ik helemaal aangekleed en opgetut de trap afkwam en langs haar de keuken inliep om nog even gauw een boterham te smeren voordat ik de deur uit ging.
Wat ze bedoelde was dat ik de achterkant van mijn kapsel was vergeten mee te nemen in het ochtendritueel. Dat betekende een vogelnestje op mijn achterhoofd. Of een platgeslagen plek, afhankelijk van de rust of onrust die ik tijdens de nacht had ervaren.
Ik vergat consequent mijn achterkant mee te nemen…Ze zei het misschien niet zozeer voor mij maar meer voor ‘de buitenwereld’ die dan naar mijn woeste vogelnestje moest kijken. Dat was niet netjes.
Later realiseerde ik me dat ik niet de enige was, mijn zussen konden/kunnen er ook wat van. Ik zie regelmatig, ook nu nog, ook bij hun een stukje onontgonnen gebied op het achterhoofd. Ik moet er altijd om grinniken.
Al een tijdje valt me op dat mijn zussen en ik niet de enigen zijn. Tijdens mijn loopjes naar de supermarkt zie ik steeds vaker veel achterkanten die niet meer zo meetellen. Alsof iedereen zich fatsoeneert voor Zoom en Skype, waar alleen maar je voorkant telt. En na een lange ochtendsessie even een wandelingetje maken of een boodschapje doen en dan vergeten dat je je achterkant niet had meegenomen tijdens het klaarmaken voor het online gebeuren.
Steeds meer platgeslagen achterhoofden, inclusief uitgroei, of woeste vogelnestjes wandelen samen met mij door de stad.
Ik probeer er al mijn hele leven op te letten, ik hoor altijd mama’s echo over de achterkant en toch…Iemand neemt een foto van mijn achterkant. Bah, wat confronterend. Daar is weer dat platte stuk haar, nu ook met uitgroei. Geen haar veranderd dus.
En ik vraag me af, op een iets dieper niveau dan alleen het uiterlijke:
wat betekent het eigenlijk dat onze achterkanten niet meer mee hoeven te doen in ons werk? (en eigenlijk onze onderkanten ook niet). Dat ook veel sociale contacten alleen nog maar via onze voorkant verlopen? Wat vinden onze achterkanten daar eigenlijk van? We worden zo wel heel eendimensionaal.
Ik pak een spiegeltje en ga omgedraaid voor de grote spiegel staan. Zo kan ik mijn achterkant goed zien. Ik zie stevige schouders en een gespierde rug. Toch dunner dan ik dacht. Wat straalt deze achterkant uit? Wat is het verhaal van deze achterkant? En wat heeft deze achterkant nodig? Welk gebaar zou ik willen maken naar deze achterkant?
Er komt een heleboel informatie naar boven. Mijn achterkant wordt eindelijk weer eens gezien. Ik vermoed dat mijn achterkant niet de enige is die wel wat aandacht kan gebruiken.
En daarom ben ik de afgelopen tijd heel aardig tegen alle verwaarloosde achterkanten die ik tegenkom op straat. Ik lach er vriendelijk naar en wens ze in stilte betere tijden. En ik masseer de schouders en ruggen van geliefden. Ik kus de nek van mijn lief met grote regelmaat. Ik doe er alles aan om de achterkanten het gevoel te geven dat er aandacht voor ze is, ze horen erbij.
Want aan de achterkant wonen niet alleen andere mensen. Je woont er zelf ook.
Eef