We komen aan bij ons hotel en besluiten direct de stad te gaan verkennen. Doen we vaak zo; spullen op de kamer zetten en meteen op pad. Het is vakantie en we willen deze stad met volle teugen genieten.
Het metrostation blijkt 100 meter verderop te zijn. Zo, dat hebben we weer mooi geregeld. Metro pakken en de stad in. So far, so good.
We lopen het metrostation in in de richting van de roltrap die naar beneden gaat. Het is zo’n roltrap die pas vaart gaat maken op het moment dat je nadert. Er is verder niemand in die hal dus de roltrap slaapt. We naderen en het ding begint te rammelen. Ik wil erop stappen en kijk een enorme diepte in. Ik blokkeer.
Ik heb nooit echt van roltrappen gehouden omdat mijn moeder vroeger verhalen vertelde over meisjes die gescalpeerd werden omdat ze er met hun haren in verstrikt raakten. Ik denk dat ze deze verhalen vertelde zodat we er stil en beheerst op zouden blijven staan. Ik ben bang dat zij er bang voor was.
Aan dat scalpeerverhaal voegde eigen versies toe. Wijde pijpen van broeken konden ook verstrikt raken en lange rokken en jassen waren ook spannend.
Nooit spannend genoeg om er niet meer vanaf te durven. Ik maak wel altijd een soort huppeltje om goed op de eerste trede te belanden. Er is altijd veel bewustzijn op die eerste stap. Soms zie ik mensen er al bellend of pratend met een soort nonchalance opstappen. Dat lukt mij niet. Ik begin met een huppeltje.
Maar nu, geen huppeltje. Het zweet staat op mijn rug, mijn benen voelen als vla. Ik spreek de woorden hardop: ‘ik durf niet’. Ik geloof mijn eigen woorden niet. Ben ik dit? Wat gebeurt er?
Mijn lief denkt dat ik een grapje maak… hij kent dit ook niet van mij.
De strenge stem begint tegen me te praten: ‘Wat is dit nou voor flauwekul? Kom, kom Eefje, verman je! Hoe oud ben je ook alweer?’ Gewoon recht voor je uitkijken en gaan. Stel je niet zo aan. Jij kunt dit!!!! Zijn er al veel mensen naar beneden gestort? Nee? Nou dan! Kom op!
Het gaat precies zoals ik tot nu toe in mijn leven ben omgegaan met spannende situaties. Ik druk mezelf door de angst heen.
Als ik dat hier bij deze roltrap ook weer zou doen, zou ik mezelf dwingen om te gaan. Ik zou gedurende de rit naar beneden niets voelen of denken. Mijn adem ingehouden. Als een zombie zou ik de rit doorstaan, blind voor me uitkijkend, zonder iets te zien of te ervaren. En ik zou het redden, zoals ik dat altijd heb gedaan. Ik heb het altijd gered. Jarenlang ‘overwon’ ik mezelf op deze manier. Maar het verandert niets aan de angst. De angst reist gewoon mee naar beneden. Onderaan de roltrap ben ik nog steeds een bang meisje met een grote mond.
Hier, bovenaan de roltrap, realiseer ik me hoe agressief ik altijd ben omgegaan met mezelf in angstige momenten in mijn leven. Dat wil ik niet meer. Ik wil mezelf niet meer door het leven drukken en forceren. En daardoor hele stukken niet bewust meemaken. Ik wil het leven aankijken zoals het zich aandient. Ook de angst. Zoals ik de stad met volle teugen wil genieten, zo wil ik ook met mezelf omgaan.
Ik kijk nog een keer het gat in. Ik voel tranen opkomen, ik durf echt niet. Hier in het metrostation doe ik het anders. Er is een lift, jawel! Ik ga met de lift. Ik leg mezelf 100 x uit aan mijn lief. Dat dan weer wel! Hij vindt het geen probleem. Prima joh, gaan we met de lift.
Ik wil ook niet vluchten voor mijn angst. Door met de lift te gaan heb ik de angst even met rust gelaten. Heb ik gedaan alsof hij er niet is. Ik wil mijn angst niet vermijden door voortaan alle, ook figuurlijke, roltrappen uit de weg te gaan en een omweg te nemen. Dan doe ik het tegenovergestelde van wat ik altijd heb gedaan. En maak ik ook niet echt contact met de angst.
De volgende dag stap ik samen met mijn angst de diepte in. Ik voel mezelf, ik adem door, ik kijk om me heen, ik merk hoe krampachtig ik mezelf vasthoud, ik doe niets om al deze gewaarwordingen te overrulen of weg te maken. Het is helemaal prima. Zweetdruppels op mijn neus, zenuwachtig gevoel in mijn maag. Deze rit ga ik zachtzinnig om met mijn angst. Dat bevalt wel. Ik kom op een heel andere manier beneden dan anders. Ik heb het helemaal meegemaakt, de hele rit. De angst heeft mij niets aangedaan, er is niks ergs gebeurd. Ik was er helemaal bij, ik heb niks gemist.
Eef