Het begint plotseling. Ineens is er irritatie. Ik voel hoe mijn lichaam strak wordt, hoe alles zich lijkt te sluiten, hoe mijn bewustzijn vernauwt. Ik ben in één klap chagrijnig. De vaste verhaallijnen starten nu op. “Hè”, denk ik nog, “hoe kan dat nou, hier ben ik al zo váák geweest, ik heb dit al zo vaak gedacht en gevoeld. Wat is dat toch, wat maakt nou toch dat ik hier nu weer uitkom?”
Ik bemerk een grote behoefte om hier nou eens eindelijk vanaf te komen. Houdt het dan nooit op? Wanneer heb ik het nou eens geleerd, wanneer ben ik nou eens wat verder opgeschoten in mijn leven? Wanneer heb ik die rottige gevoelens niet meer?
Ergens, dieper in mij, is er een soort kijker die het geheel overziet. De kijker ziet het gebeuren aan de gang gaan en ziet ook dat het er vanaf willen nieuwe irritatie oproept.
Maar…ondertussen blijf ik me geïrriteerd voelen. Alsof ik ergens hoop dat wanneer ik het “zie” het daarmee nou ook eindelijk eens ophoudt. Er is duidelijk een project gaande. Ik wil dat het anders is dan het is. Ik wil me anders voelen dan ik me voel. Maar dat gebeurt dus niet. En ik word er alleen maar chagrijniger van. Wat nu?
Ik moet denken aan wat Tolle ooit zei over het vechten van eenden in een vijver. Twee eenden komen elkaar tegen in de vijver en zitten in elkaars vaarwater. Er is even een soort van gevecht. Daarna vervolgt ieder zijn route, schudt even met zijn veren en de rust is wedergekeerd in de vijver en in de eenden. Eenden beschikken waarschijnlijk niet over het vermogen om hele verhaallijnen op te starten. Er is wel bewustzijn maar er zijn geen gedachten over verleden en toekomst. Waarschijnlijk denkt een eend niet na over de volgende ontmoeting met de eend waarmee hij zojuist een “aanvaring” had. Hij voelt zich waarschijnlijk niet beledigd, of niet gezien, of gekleineerd. Hij gaat niet bezig met zijn gram halen of goedmaken. Even schudden met zijn vleugels en de energie van het moment is uit het veld en alles is vrij.
Ik ben duidelijk niet vrij en mijn lijf zit nog vol met chagrijnige energie. Ik probeer bij dit moment en deze chagrijnige staat te blijven en vraag me af wat het heeft “aangezet”. Er was een gedachte over dat de ander het anders had moeten doen. Het geïrriteerde gevoel is een emotionele reactie op mijn gedachten over de situatie. In plaats van dat ik mijn vleugels uitschudt, en mezelf vrij maak, grijp ik juist alles vast. Hier verlaat ik dus mijn “eendschap”.
Ik voel hoe het chagrijn zich voedt aan alle gedachten die ik nu heb. Er is namelijk nog veel meer niet goed of deugt niet. Ik merk dat juist dit type gedachten heerlijk is om nóg bozer te worden. Het bezet me. Iets neemt het over en zorgt ervoor dat het maar door blijft gaan. Nieuwe gedachten komen, zijn aanvullingen, toevoegingen op wat ik al voelde. Er komt geen enkele gedachte meer door die mij op een ander spoor zet. De kijker neemt waar hoe mijn denken wordt vervuild door al die oude emoties in mij. Hoe ik oude situaties herbeleef in mijn gedachten en voorschotten neem op wat komen gaat. Ik kijk naar de wereld via deze emotie en niet naar de realiteit. Via de emotie naar de wereld kijken, is niet vrij. Ik begrijp van binnenuit dat dit maakt dat er steeds hetzelfde gebeurt, dat ik steeds hetzelfde meemaak (déjà vécu).
Het is dus belangrijk om de relatie tussen emoties en gedachten te doorbreken. Maar hoe doe ik dat dan, midden in mijn gedoe? Ik realiseer me dat ik het niet kan voorkomen. Blijven hopen dat ik er ooit nog eens vanaf ga komen, is een voortzetting van het hele gedoe. Ik kan het niet voorkomen. Ik kan er wel op een andere manier mee omgaan. Ik kan zien hoe het denken opkomt. Ik kan proberen de gedachte, als die nog rijp en groen is, op te vangen. Ik kan zien hoe de emotie ontstaat die het gevolg is van deze gedachte: “oops I did it again”. De emotie gaat dan vanzelf weer weg.
Het toestaan dat het er is, is krachtiger dan tegen mezelf zeggen dat ik dit niet mag voelen of denken of niet in deze situatie mag zijn.
En dit speelde zich allemaal af na een zucht aan de andere kant van de telefoonlijn.
Eef Bruggink