Het is zover. Al een paar maanden zit in aan te hikken tegen een nieuwe operatie en ineens is het moment daar.
Hier lig ik dan. Plat op mijn rug liggend heb ik route naar de OK via het plafond gevolgd. Geen idee waar ik ben dus. Ik ben geparkeerd in een soort voorportaal van de operatiekamer.
Nog steeds plat op mijn rug hoor ik van alles in mijn omgeving gebeuren. Er lopen mensen voorbij. Dat hoor ik en dat voel ik. Er waait steeds een soort briesje als er iemand voorbij is gelopen. Naast me wordt een gesprek aangeknoopt over paardrijden. Mijn hart hikt steeds op het moment dat ik denk dat er nu iemand bij mijn bed komt.
Maar dat gebeurt niet. Voor mijn gevoel lig ik hier uren. Ik voel me kwetsbaar en bang. Wat ik dan doe, als ik me zo voel, is me boos maken over de gang van zaken. Ik kan dat nu heel duidelijk voelen. Als ik bang ben, doe ik boos. Als ik boos ben, word ik verdrietig. Wonderlijk hoe dat werkt.
Hoe langer ik hier in dit witte bed lig, hoe onbeduidender ik me begin te voelen. Door me boos te maken over de manier waarop er hier met mij (niet) omgegaan wordt, houd ik me vast aan mezelf. Ik probeer hardnekkig nog iemand te zijn. Ik trek conclusies over deze ellendige plek en behandeling en ik zal ze weleens even laten weten waar ik voor sta. Dit kan allemaal zomaar niet! Ik begin alvast maar met een klachtenbrief.
Dan staat er ineens iemand over me heen geleund. Het klinkt aardig en zacht. Er zijn lieve ogen. Ik krijg warme dekens. Nog even en dan ben ik aan de beurt en de ogen verdwijnen weer uit mijn gezichtsveld. Ik voel hoe ik ineens diep wegzak in het bed. De warme dekens doen iets met me. Ik realiseer me dat ik ontzettend heb liggen rillen, koud tot op het bot. De dekens nodigen me uit. Ik geef me over.
Ik maak contact met de kwetsbaarheid, die voel ik het beste in mijn buik. Ik ga er naar toe. Ik adem in mijn buik. Ik voel hoe er warmte gaat stromen in mijn buik en van daaruit uitbreidt naar mijn hart. Er lopen tranen over mijn gezicht, het zijn geen verdrietige tranen, het zijn tranen van waarheid, van dat het zo is. Deze tranen zijn troostvol, liefdevol en heel zacht. Tranen van zo kwetsbaar te zijn en zo waarachtig. Het lijkt alsof mijn grenzen zijn weggevallen. Ik voel een diepe blije tintel. Ik ervaar hoe de rechtstreekse ervaring van angst en kwetsbaarheid niet de oorzaak zijn van mijn pijn maar mijn panische en boze reactie op deze belevingen.
Dan beland ik in een droom. Deze droom komt me bekend voor. Deze droom is de laatste jaren in de buurt als het spannend voor me wordt.
Ik sta in een bergachtig landschap. Er zijn hoge naaldbomen die ik kan ruiken. Ze maken de omgeving ook een beetje donker en onheilspellend. Voor mij stroomt een brede rivier. Het is helemaal stil, ik kan het water niet horen. Het water is bruinig zodat ik de bodem niet kan zien. Het is me meteen duidelijk dat er een sterke, gestage stroming is en dat tegen de stroom opzwemmen geen optie is. Ook proberen aan de andere kant te komen is niet mogelijk. Er zijn ribbels in het water zoals je die ook wel ziet in woestijnzand. Aan die ribbels is de trage gestaagheid van de stroming goed te zien.
Ik sta aan de oever. Ik spring in het water en laat me meedrijven door de stroming. Het voelt rustig en veilig. Ik laat los. Ik heb mijn ideeën om ertegenop te zwemmen of om naar de overkant te ploeteren laten varen. Ik voel me ontspannen en gedragen.
Plotseling is er ergens een stem die roept: “Heb jij je rugzak nog om?” De stem klinkt afkeurend en dwingend en ik hoor een soort van paniekerige opwinding. De stem gilt nu: “Straks na de bocht raak je écht alles kwijt!” Ik voel hoe de paniek zich meester van mij maakt, ik ga vechten. Ik zeg tegen mezelf dat MIJ dat niet gaat gebeuren, ik ben een uitzondering, mijn rugzak blijft gewoon intact. Ik moet controle houden. Ik probeer hem van mijn rug af te krijgen zodat ik hem boven mijn hoofd kan tillen. Ik worstel, het lukt me niet! Ik kan het aanzwellende geluid van de stroomversnelling al horen. Ik ben bijna bij de bocht….
Meestal word ik wakker in de bocht maar nu spring ik! Ik geef me over aan de levensstroom. Het leven wat er altijd is, en wat het niet uitmaakt of ik er ben of niet, of ik meedoe of niet. Het leven is er gewoon. Zonder voorkeur, zonder voorbehoud. Mijn ziel fluistert: “verzet je niet!”
En dan zet mijn bed zich in beweging, het is zover.
Eef Bruggink