‘Jeetje mens, wat zit je jezelf weer op te winden!’ schreeuw ik mezelf liefdevol toe. Ik ben de dag begonnen met een oude vertrouwde grom. Normaal gesproken neem ik de ochtendgrom voor lief, laat hem even een paar minuten ‘uit’ en dan komt hij tot rust en kan ik ook andere delen van mezelf aan het woord laten. Mijn grom is de tegenpartij. Altijd en overal tegen! Zelfs als ik ergens voor ben, dan is de grom consequent tegen. De ochtendgrom heeft er nooit zin in, ziet overal tegen op.
Op momenten van voldoende bewustzijn en een klein beetje humor, kan ik tegenwoordig ook smakelijk lachen om mijn ochtendgrom. Hoe hij zo graag de aandacht wil, zo graag onderwerpen wil bespreken die beladen zijn, mensen wil bekritiseren, commentaar wil leveren op alles en iedereen. Als ik hem even zijn gang laat gaan, wordt hij vanzelf zachter, pruttelt nog een beetje na en zinkt dan langzaam weg.
Maar de laatste weken is de grom anders, hij voelt hardnekkiger. Hij gaat niet weg met liefdevolle aandacht. Hij haat die vorm van aandacht zelfs en wordt er alleen maar zuurder van. Deze grom wil heel erg grommen. Deze grom gaat actief op zoek naar artikelen in kranten om zich aan te storen, scant facebook af op stomme meldingen, of stomme mensen, kijkt tv-programma’s die te belachelijk zijn voor woorden. Deze grom is er ook nog na het eerste kopje koffie, zelfs nog na de lunch. Deze grom is niet van plan weg te zinken. Deze grom is ‘here to stay’. Ik merk hoe ik baal van de stemming waarin ik steeds beland. Bozig, nukkig, ontevreden, verongelijkt.
Tijd voor onderzoek.
De grom is fysiek te voelen, hij zit in mijn keel. Het voelt als een dikke prop. Een soort uilenbal. Hij irriteert en kriebelt daar. Ik maak contact met de uilenbal in mijn keel. Ik vraag naar zijn functie. Hij wil mij oproepen tot echt uitspreken wat er is. Hij zegt dat hij er net zolang blijft zitten totdat ik begrepen heb waarover ik mij moet gaan uitspreken.
Ik voel me geraakt door deze woorden, echt uitspreken? Wat bedoelt de uilenbal daarmee?
Er begint me nu iets te dagen. Al dat gegrom is heel indirect. Ik voel me niet gezien, niet gewaardeerd. Ik werk zo hard en waarvoor? Maar ik spreek mijn behoeften niet uit, ik zeg niet wat ik graag zou willen. Ik ben alleen nog maar reactief en dat is precies die grom. De grom is een vermomde onuitgesproken verwachting.
Ik voel me ineens een stuk wakkerder bij deze ontdekking. Ik voel hoe er weer kleur op mijn wangen komt en een soort zenuwachtige kriebel in mijn buik. Ik kan mijn hart weer voelen, het voelt warm.
Hardnekkig blijkt hart-nekkig te zijn.
De grom nodigt mij uit om actief te worden, om mezelf mee te delen. Om te zeggen wat ik wil en wat ik nodig heb.
Ik heb de grom steeds verkeerd begrepen. In plaats van actief worden, werd ik er steeds maar inactiever van. Bleef ik op mijn plek en bekritiseerde de wereld.
De grom ziet er nu ook heel anders uit, hij heeft ruimte gemaakt in mijn keel. Ruimte voor geluid, ruimte voor mijn eigen geluid. En dat klinkt helemaal niet als een grom. Het klinkt vrolijk en gezellig. Mijn eigen geluid heeft er duidelijk zin in!
Eef Bruggink